knevel -s, de, Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)

Ook: knèvel (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte))

  1. lange snor, knevel

    Die kerel har een beste knevel onder de neuze (Pesse)

    Zie ook:
  2. knevel, band

    De knevel wuur deur 'n ring of lus haald um de halsband dicht te kriegen (Schoonebeek)

    Het peerd is bieterig, mus hum een knevel aanleggen (Coevorden)

    Det peerd mut een bit an hebben mit een knevel, aans kuj hum niet holden (Pesse)

    Zie ook:
  3. (groot, zwaar) persoon of dier

    Dat is nog een knevel van een kerel worden

    Wat een knevel van een peerd (Sleen)

    As het vleis niet best gaar wil wurden, dan zal het wel van een olde knevel wezen

    Het is een olde knevel

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...