knieper -s, de, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: knipper (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), (Zuidwest-Drenthe Zuid)

  1. wasknijper

    Hij kreeg de knipper op de neus

    Zie ook:
  2. haak, knip aan ketting(Veenkoloniƫn, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe Zuid)

    Een knieper an de lien en een knipper an de leide (Sleen)

    Zie ook:
  3. klemmetje in het haar(Veenkoloniƫn)

    Zie ook:
  4. geelgors (zov), zie ook bij

    kniep

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...