knieperig bijvoeglijk naamwoord
  1. overdreven zuinig

    Ze waren zo knieperig, ze beten de halve cent nog halfdeur (Hoogeveen)

    Die kerel is ja zo knieperig as 'n loes (Eexterveen)

    IJ heuift niet zo knieperig, ...miegerig te dooun (Gasselte)

    gierig, schaal

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...