beurs
Hij kan meer met het knippien, dan een aander met het geld (Hooghalen)
sluiting, grendel
Hie hef de knip op de deur, hie is niet in hoes (Sleen)
's Aovends doen we de knippe op de deure (Vledder)
klem
Vrouwen hadden knippies in het haor (Sleen)
Aj gien knippe in de broekpiepe hadden, dan haj de broek gauw an flarden
Wi'j de knippen even van de liende halen?
knipper
haak
De knippe van de hondeketting was lam (Beilen)
knieper
laagte(Zuidoost-Drenthe)
Der zit een goeie knip in de weg (Nieuw Schoonebeek)
slag
vijftig of zestig omgangen garen op een haspel(Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidwest-Drenthe Zuid)
Een streng was 2½ knip (Roderwolde)
knap I
knippende beweging
Hij is mie gein knibbe veur de neuze weerd (Emmer Erfscheidenveen)
veur de doem
weerd
Die prooties bunt mie gien knip weerd (Barger Oosterveld)
Knip over de wiesvinger
een beetje(Zuidoost-Drenthe (veengedeelte))
Dat heb ik veur een knip kregen (Klazienaveen)
knipbrood
Dou mie even ain knippie (Valthermond)
Ik bin uut ekakt, zèe het olde meinse, en höld de knippe onderstebaoven (Ruinerwold)