knoester(d) -s, de, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: knoeterd (Zuidwest-Drenthe Zuid)

  1. groot, grof exemplaar

    Ik mut die knoesterds van eerpels niet, ze bint veuls te dikke en van binnen hielemaole niet lekker (Ruinerwold)

    Wat 'n knoesterd van een kerel (Nieuw Amsterdam)

    Wat 'n knoeterd, wat een knuppel (Nijeveen)

    knoeperd

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...