knooi -en, de
  1. klap, ook figuurlijk

    Zie hebt hum een beste knooi geven (Rolde)

    Hij het geestelijk een knooi had (Roderwolde)

    Deurdat zien vrouw overleden is, hef hij 'n beste knooi had (Klazienaveen)

    Dat Jan an de draank kommen is, dat hef hèur de knooi daon

    Zie ook:
  2. flinke hoeveelheid(Zuidwest-Drenthe Noord)

    Ik heb der al 'n hiele knooi uut

    Zie ook:
  3. in

    in de knooi

    Jopk zit nogal in de knooi, ik moe hum mor is hölpen (Eext)

    Die smerige hond! Muj ies kieken, alle bloemen ien de knooi

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...