knor -ren, dehet, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Veenkoloniën, Zuidoost-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Noord, Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: knodde (Kop van Drenthe), (Midden-Drenthe), (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), (Zuidwest-Drenthe), knorre (Kop van Drenthe), (Veenkoloniën), (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), (Zuidwest-Drenthe Noord), (Zuidwest-Drenthe Zuid), knurre (Zuidwest-Drenthe Zuid), knorregien, knurre(gien)

  1. hard bevroren stuk

    As het modderig is, wordt het aal knorren as het vrös (Sleen)

    Het ies is ien en al knorren

    Het is lastig fietsen over die knurren (Pesse)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...