koegel s, de, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Zuidoost-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe

Ook: kogel (Kop van Drenthe), (Zuidwest-Drenthe)

  1. kogel

    'n Hert maj niet met hagel schieten, dat möt met 'n koegel (Sleen)

    Doe was de kogel deur de karke, doe was het veur mekaar (Klazienaveen)

    Zo hard as 'n koegel (Sleen)

    Zie ook:
  2. ijzeren balletje, stuiter

    Veur neutieschieten hadden wij 'n mooie dikke koegel (Schoonoord)

    Met 'n dikke koegel pik wij de knikkers oet het pottie (Eext)

    Zie ook:
  3. (vaak verkl.) kogel uit kogellager

    In een fiets zit ok koegelties (Emmen)

    Zie ook:
  4. dik rond snoepje

    Het kind had 'n dikke koegel in de mond (Padhuis)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...