koegeln werkwoord, zwak, (on)overgankelijk, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe

Ook: kogeln (Midden-Drenthe), (Zuidwest-Drenthe)

  1. kogelen

    Hij koegelde die balle het doel in (Klazienaveen)

    een steine deur de roeten (Emmer Erfscheidenveen)

    De sneiballen koegelden mij um de oren (Oosterhesselen)

    Zie ook:
  2. rollen, buitelend vallen

    Het duurde mor even of ij zagen de haogelsteeinen zo dik as knikkers oet de locht oet koegeln (Eext)

    Wie binnen der boven ofkoegeld (Emmer Compascuum)

    Zie ook:
  3. in grote getale of hoeveelheid gaan

    Zie koegelt der of

    Wat een drokte, de auto's koegelt er langs (Stieltjeskanaal)

    Het waoter koegelde deur de sloot (Vries)

    Zie koegelt hen binnen (Sleen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...