koekien -ies, het
  1. koekje

    Zundags was er een koekie bij de thee (Hoogeveen)

    Dou mie ok man een kuiksken (Barger Compascuum)

    Liever koekies wordt er niet bakt

    Zie ook:
  2. stukje hard slijm op de tong van een pasgeboren veulentje of kalf

    Ze wrieft de snoete en de tonge ook wel ies mit wat zolt in de haand; dan giet het koekie ook lös (Hoogeveen)

    Het kooukie op de tong van 'n pasgeboren kaalf moej vortpakken, aans kan e der misschien wel in stik (Eext)

    vruchtkoekien

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...