konkeln I onovergankelijk, werkwoord, zwak, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe
  1. konkelfoezen(Midden-Drenthe)

    Die zit daor wat met mekaar te konkeln, wat hebt ze te flustern (Sleen)

    Zie ook:
  2. niet opschieten(Midden-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Noord)

    Dat meinse konkelt maor wat an, maor opscheten is der niet bij (Beilen)

    Zie konkelt in het ronde

    Zie ook:
  3. schaften(Kop van Drenthe)

    Jonges, wai gaot even konkeln (Eexterveen)

    Zie ook:
  4. koken

    Het water konkelde in de ketel (Hoogeveen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...