Ook: köppel (Zuidwest-Drenthe)
tweetal
Hiernaost hebben ze ain mooi koppel veur de waogen
Twei schaopen an mekaar mit 'n holtien is 'n köppel (Ruinerwold)
Het is een knap köppel, dat stel (Hoogeveen)
groep(-je), aantal
Ie moet mor een koppel van die bomen umkappen (Hijken)
Ik heb 'n mooi koppel jongen, 'n stuk of zesse (Klazienaveen)
Wij zaten mit een hele köppel bij mekaar te kletsen (Fluitenberg)
grote hoeveelheid(Zuidoost-Drenthe)
Aj koorts hebt, moej een koppel water drinken (Beilen)
Der is nog meel genog, der zit nog 'n huil koppel in de pude (Emmer Erfscheidenveen)
Aj 'n koppel eet en drinkt, kriej vast een dik lief (Eext)
Zie hadden een koppel wil
Dat spul, dat wordt een koppel broekt
Der was een koppel wind (Barger Oosterveld)
soort gordel
De soldaoten hebt 'n koppel um (Valthe)
soort zeel
Het zeel dat de boer kruuslings over de rogge had, neumden ze ook een köppel (Hoogeveen)
koppeling, verbindingsstuk(Zuidoost-Drenthe (veengedeelte))
Ik moet nog even 'n nei koppel an de dissel hebben (Klazienaveen)