Ook: kraber (Veenkoloniën), overhaler (Kop van Drenthe), (Veenkoloniën), (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), slichter (Zuidwest-Drenthe Zuid)
iemand die krabt, een dier dat krabt
Die kat is een krabber (Emmen)
hak, soort vork of hark met 4 brede lange tanden die haaks op de steel staan, ook soort sloothaak (Z
Met de krabber trökken ze de mes van de wagen (Dalen)
Een deurhouwer was een meertandige krabber (Hoogeveen)
Even met krabberie deur toen
As de ruumhaak het niet kun doen en der aordig polten inzaten, haj een krabber neudig (Sleen)
Ik bin veur de leste keer mit het krabberdien deur de eerappels west
hofharkien (Zuidwolde)
krauwel
schraapwerktuig
Een krabber veur zwienen slaachten (Peize)
Een (ies)krabber veur de autoroeten (Dwingelo)
Een krabber um vaarf of te krabben (Eext)