kremp I -en, de, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Noord, Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: krempe (Zuidwest-Drenthe), (Zuidwest-Drenthe Zuid), krimpe (Midden-Drenthe), (Zuidwest-Drenthe Noord), (Zuidwest-Drenthe Zuid)

  1. kram

    Dat aolde zwien möt 'n kremp op hebben, die döt niks as vruten (Stieltjeskanaal)

    Ze mussen die kerel de krempe opzetten, dan stund hij misschien wat achterof en was hij niet zo bert (Ruinerwold)

    kram I

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...