krint -en, de, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Veenkoloniën, Veenkoloniën, Zuidoost-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe

Ook: krinte (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), krente (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), (Zuidwest-Drenthe), krent (Midden-Drenthe), (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), krinde (Veenkoloniën)

  1. krent

    Krenten plokken (Dwingelo)

    Bij het krentebrood van die bakker hej 'n fiets neug um de krenten te vienden (Hoogeveen)

    De krenten bint met geweer in de stoet schoten

    Hij löt hum de krenten niet uut de brij vissen

    Die hef de bakker bij de krenten zeten

    Hij hef het aordig veur de krinten

    Het was er zoe warm, dat ik het zoewat veur de krenten kreeg

    Zie ook:
  2. gierig iemand

    Wat is dat een krente van een vrouw (Klazienaveen)

    Die krent zul, as hij het kun, een cent deurbieten um mit de helfte te betalen (Ruinerwold)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...