krummelderij -en, de
  1. kruimels

    Pak even

    de stofzoeger, op het kleed lig wat krummelderije (Diever)

    Zie ook:
  2. gekruimel

    Gaot maor hen buten mit die krummelderije (Noordscheschut)

    Zie ook:
  3. gesukkel

    Die bint aordig an de krummelderij (Sleen)

    Zie ook:
  4. geloop en gekruip door elkaar(Zuidoost-Drenthe)

    Wat was het een krummelderij, al die kinder op visite (Klazienaveen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...