kuum bijvoeglijk naamwoord, bijwoord, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Noord
  1. stil, kalm(Zuidwest-Drenthe)

    Die jonge was altied arg lastig, maar doe de meister hum ies goed de biecht an ezegd har, was hij go (Broekhuizen)

    Wat is hij kuum vandage, zit hum wat dwars? Hef hij wat under de leden? (Hoogeveen)

    Hoe was het mit hum? Nou, hij is aordig kuum

    Zie ook:
  2. kras, flink(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

    Dat mèensie is wal oold, mar nog wal kuum (Schoonebeek)

    kumig

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...