kwak -ken, dehet, Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe

Ook: kwakke (Zuidwest-Drenthe)

  1. klap, smak

    Hij gooide het er met een kwak op (Barger Oosterveld)

    Ik heurde een doffe kwak en daor lag hij (Geesbrug)

    Hij hef een hele kwak emaakt

    Zie ook:
  2. weke massa, hoop, flard

    Ik kreeg ain kwak slagroom over mien mantel (Tweede Exloërmond)

    Zie kregen der almaol 'n kwak van (Sleen)

    Een kwakke modder (Dwingelo)

    Pas mor op veur een kwak spei (Norg)

    Zie ook:
  3. grote hoeveelheid(Kop van Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe Zuid)

    Wat lig daor een kwak modder (Hollandscheveld)

    Hij haar 'n beste kwak op

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...