kwettern onovergankelijk, werkwoord, zwak
  1. kwetteren

    Die perkieten die kwettert aordig (Klazienaveen)

    Een sprao die kwettert (Dwingelo)

    Zie ook:
  2. kletsen(Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe Noord)

    Die vrouwlu zit daor al weer met mekaar te kwettern (Padhuis)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...