lèest II bijwoord, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Veenkoloniën, Veenkoloniën, Zuidoost-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Noord, Zuidwest-Drenthe Noord, Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: lèestend (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), lessens (Midden-Drenthe), (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), (Zuidwest-Drenthe), lest (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), les (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), lessend (Kop van Drenthe), (Veenkoloniën), (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), (Zuidwest-Drenthe), lèesten (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), lesten (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), (Zuidwest-Drenthe Zuid), lestend (Kop van Drenthe), (Zuidwest-Drenthe), lesses (Zuidwest-Drenthe Noord)

  1. onlangs

    Die man is lèest ok min wegkommen (Anderen)

    Lig hij in het ziekenhuus? En hij is lesten nog bij oens ewest (Broekhuizen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...