lèesttik de, Veenkoloniën, Zuidoost-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Noord, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: lèestslag

  1. ook met twee woordenlaatste tik die kinderen elkaar geven voor of na schooltijd; ook wel de benaming

    As wie 's aovends oet mekaar gungen gaven wie mekaar een slag, en zeden dan van 'lestslag' (Barger Oosterveld)

    Wij deden, as we oet school kwamen, vaok lèesttik (Balloo)

    Ik heb hum de lesttik geven, man hij wil het nich gelden laoten (Barger Compascuum)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...