löslopend bijvoeglijk naamwoord
  1. loslopend

    Löslopend veei bij haarstdag kan nogal is gevaorlijk wezen op de straot (Eext)

    Daor in hoes hebt ze nog een löslopend wicht

    Löslopende jongen en löslopende meiden, dat bint allemaole löslopende jongen (Zuidwolde)

    Der bint genog löslopenden in Het hoogeveine

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...