lossen
Een schip lienzaod lössen (Roderwolde)
Het was daor lössen en laden, en zij zat maar mit de rokkentrekkers
Het is daor lössen en laden, ze holdt mekaar bij de hakkies vaste (Hoogeveen)
losmaken, los gaan(Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe)
Dat kind is zwaor verkolden, geef hum maar wat sukerwater of honning, dan wil het beter lossen (Barger Compascuum)
Zuk lössen
loslaten(Veenkoloniën, Zuidoost-Drenthe (veengedeelte))
Aj der te weinig vet onder hebt, dan wilt pannekoeken niet best lössen (Klazienaveen)
met mechanische middelen verlossen(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))
De veearts mus er an te pas kommen um het kalf erof te lössen (Zwinderen)