lakken overgankelijk, werkwoord, zwak
  1. lakken

    Die stolen bint zo kaal, die wil ik nog ies wèer lakken (Hijken)

    Wij hebben de deur zölf lakt (Zuidlaren)

    Zie ook:
  2. (zoz), in

    Die heb ik der mooi in lakt

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...