lampenglas het, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)
  1. lampenglas

    O, hool dij mar stil, niks kepot as het lampeglas (Padhuis)

    Het laampeglas mèuk ie schone met een laampepoetser (Dwingelo)

    Mit het laampeglas maakte ze de musse op

    Ze is zo dun, ze kan wal deur een lampeglas (Barger Oosterveld)

    Aj een klap veur de neuze kriegt en ie mut bloen, dan hej het laampeglas ebreuken (Zuidwolde)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...