langstaart -en, de
  1. langstaart, soort schaap(Midden-Drenthe, Veenkoloniƫn)

    Hie hef daor een koppel langstaarten lopen (Balloo)

    Daor leup een mooi koppelie Drentse langsteerten (Klazienaveen)

    Zie ook:
  2. paard met niet gecoupeerde staart(Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe)

    Het was lastig mennen mit de langstarte, ie hadden altied de liende onder de starte (Elim)

    Friese peerde bint langstarten (Padhuis)

    Wij hebt twei langstaart peerde (Ekehaar)

    Zie ook:
  3. muis of rat(Midden-Drenthe)

    Die langstaarten daor heb ik het niks niet dik op, zie maokt je alles kepot (Eext)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...