langwielig bijvoeglijk naamwoord, Midden-Drenthe, Veenkoloniƫn
  1. langdurig, langdradig en vervelend

    Krodde zichten was een laankwielig wark (Havelte)

    De tenielverieniging had dit jaor een laankwielig stuk (Padhuis)

    Daor komp nooit gien ende an; hij is zo langwielig (Barger Compascuum)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...