lankmoedig bijvoeglijk naamwoord
  1. lankmoedig, geduldig

    Hie mokt niet gauw roezie, hie is nogal wat laankmoedig (Anderen)

    laankmoudig (Vries)

    Zij hebt hum nog lankmoedig behandeld, het had wal aans kund (Padhuis)

    Hij hef een laankmoedige neture (Hoogeveen)

    Oonze bles is een laankmoedig peerd (Pesse)

    Zie ook:
  2. langdurig(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

    Het is een la(a)nkmoedig wark (Sleen)

    langzinnig

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...