leeg II bijvoeglijk naamwoord, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: lèeg (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), (Zuidwest-Drenthe Zuid), leug (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), l-ge (Zuidwest-Drenthe Zuid)

  1. vormt met veel ww. een samenstelling; ze zijn niet alle opgenomenleeg, ledig

    De koffiepot is lèeg en nou kriew een borrel (Ruinerwold)

    Hai blödde haost leeg (Eexterveen)

    Aj de portmenee leeg hebt, kuj niet veul kopen (Eext)

    Ik bin leeg

    Ik wus niks meer, ik was hielemaol leeg

    Ik kan niet meer, ik bin hielemaol leeg

    Hie stun met lege handen (Buinen)

    Waarkelozen hebt mor een leeg bestaon (Diever)

    Ik bin zo leeg in het heufd

    Lege handen doun nooit wat gouds (Valthermond)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...