leeglopen onovergankelijk, werkwoord, zwak
  1. leeglopen

    De baand van de fietse lèup mij lèeg (Ruinerwold)

    Zie ook:
  2. niets uitvoeren(Kop van Drenthe, Zuidwest-Drenthe Noord)

    Der bint veule mensen, die leegloopt (Wapse)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...