lefferd -s, de, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Noord
  1. niet erg aangename, lompe, brutale kerel(Kop van Drenthe, Zuidoost-Drenthe)

    Wat bist dou ja een lefferd van een kerel (Eexterveen)

    Zie ook:
  2. mansnaam

    Hie loert as Lefferd op kees

    Zie ook:
  3. sufferd(Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (veengedeelte))

    Zie ook:
  4. opschepper, windbuil(Zuidwest-Drenthe Zuid)

    Zie ook:
  5. lang persoon(Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe Noord)

    Die lange lefferd ken je der altied oet (Balloo)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...