lel -len, de, Veenkoloniën, Veenkoloniën, Zuidoost-Drenthe, Zuidoost-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe

Ook: lelle (Veenkoloniën), (Zuidoost-Drenthe), (Zuidwest-Drenthe)

  1. lel

    Een kalkoen het een grode lelle (Emmer Erfscheidenveen)

    Zie ook:
  2. oorlel

    Hij had het lellegien van het oor bevrèuren (Hollandscheveld)

    Zie ook:
  3. lellebel

    Wat een lelle van een wief (Padhuis)

    lellebel

    Zie ook:
  4. flinke klap of trap

    Ik zal oe een flinke lel verkopen (Ruinerwold)

    Ik zal die balle een lelle geven (Klazienaveen)

    Zie ook:
  5. groot glas(Zuidwest-Drenthe Zuid)

    Dat is een lel van een borrel (Hoogeveen)

    Zie ook:
  6. (kvd), in

    Het is niks as lellen en bellen

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...