lende -n, -nen, dehet
  1. lende

    Aj een peerd in de lende griepen, dan kuj zien of ze hengstig binnen (Klazienaveen)

    Ik heb zeerte ien de lende (Fluitenberg)

    Het lende van de koe (Dwingelo)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...