lijf, buik
Hij lag op het lief
Het lief döt mai zeer van het lachen (Eexterveen)
Dende hef het lief over de boksemboord hangen (Exlo)
Die hangt ok mar van alles um het lief
Het jonge volk hef tegenwoordig gien hemd an het lief
Die hef de ogen groter as het lief
Doe e heurde dat ze hum pakken wolden, kreeg e het aordig op het lief
De haanden um het lief houwen tegen de kolde (Havelte)
Hij is recht van lief en leden (Ekehaar)
Gistern leup ik hum tegen het lief (Meppel)
Het hef nich veul um het lief
Hie hef mij het an het lief smèerd
Het is twai handen op ain lief
Dat peerd hef het lief an de rugge zitten
Hij hef gien lief of zeil meer
Zit niet zo met lief en zeel op taofel
Het vege lief kow nog net redden (Diever)
Wi'j wat um het lief hebben?
Iene de schrik op het lief jaegen (Wapserveen)
Dat is hum op het lief schreven (Eext)
Hebt het harte in oen lief um de kiender te slaon
Dat völt mij raar op het lief
Het is mar goed daj een dik lief hebt, want aans vuul je het etten zo in de boks (Padhuis)
Hie hef zo'n dik lief, hie lop op het lèest
Het is een pien in het lief
Hij hef een lief as een tun (Gasselte)
...as een teertunne (Dwingelo)
...as een biertonne (Erica)
...as een börgemeester (Roderwolde)
...as een olifant (Padhuis)
...as een overborstrok (Roderwolde)
...as een wan (Sleen)
...as een biervat (Hoogeveen)
as een kaonenbraoier (Meppel)
...as een kaarntonne (Nijeveen)
...as een kaarn (Ruinerwold)
...as een keumotte (Ruinerwold)
as twai aandern (Eexterveen)
...as een tromme (Hoogeveen)
...as iene die over het lest löp (Sleen)
...as een drachtige koe (Pesse)
as een koe (Exlo)
een olde koe (Geesbrug)
...as een poepetebakszak (Roderwolde)
een poepse koe (Emmen)
een trom (Gieten)
boek
baarmoeder (van een koe)(Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe Zuid)
Dei kou het het lief der uutwaarkt (Emmer Compascuum)
uutgooid (Vledder)
Toen de koe ekalfd har, leut ze het lief zien (Meppel)
*Een dik woord holdt een kerel van het lief, ...de hoed (Rolde)