liefhebber -s, de
  1. liefhebber

    Hij is een leefhebber van de borrel (Wapse)

    Ik bin der eigelk hildal gien leeifhebber van um der noou nog hen te gaon (Eext)

    Ze hebben nog nooit een leifhebber had veur het hoes

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...