liekop bijvoeglijk naamwoord, bijwoord
  1. gelijk

    Dat past goed bij mekaar, die bint zo'n beetien liekop

    Liekop trekken, niet met horten en stoten

    Liekop delen, dat is allemaole even veule (Hollandscheveld)

    Zie ook:
  2. rechtop(Midden-Drenthe, Veenkoloniën, Zuidoost-Drenthe)

    Loop toch

    's liekop mit dien lange rugge (Valthermond)

    De paol staait mooi liekop (Een)

    Wat holdt dat pèerd de kop mooi liekop (Mantinge)

    geliekop

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...