liem I hetde, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Veenkoloniën, Veenkoloniën, Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe

Ook: leim (Kop van Drenthe), (Veenkoloniën), (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), leem (Kop van Drenthe), (Midden-Drenthe), (Zuidwest-Drenthe), leeim (Midden-Drenthe), laim (Kop van Drenthe)

  1. leem

    De leeim zit hier vort under de bouwvoor, het waoter wil niet best vort (Eext)

    Hij het een vouer leim haold (Roderwolde)

    Liem graoven (Grolloo)

    Leim meuken wie een dele van (Barger Oosterveld)

    klei

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...