lieren II onovergankelijk, werkwoord, zwak, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Noord, Zuidwest-Drenthe Noord

Ook: flierken (Zuidwest-Drenthe Noord), lierken (Kop van Drenthe), (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), (Zuidwest-Drenthe)

Bron: Drentsche Volksalmanak & Drentsche Volksalmanak & H. Hadderingh - B. Veenstra, Drents Woordenboek. Schiedam 1979 & H. Hadderingh - B. Veenstra, Drents Woordenboek. Schiedam 1979
  1. flierefluiten, niet opschieten

    Wat is e toch weer an het lieren (Padhuis)

    Hij lierkt der wat om tou

    Zie ook:
  2. uitbundig zingen, met name van vogels

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...