limtig bijvoeglijk naamwoord, bijwoord, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Veenkoloniën, Veenkoloniën, Zuidoost-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Noord, Zuidwest-Drenthe Noord, Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: levendig (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), (Zuidwest-Drenthe), leventig (Kop van Drenthe), (Veenkoloniën), (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), (Zuidwest-Drenthe Noord), limdig (Midden-Drenthe), lèventig (Zuidwest-Drenthe Zuid)

  1. levend

    Ik bin der leventig ofkommen (Roderwolde)

    Zie ook:
  2. levendig

    Die kiender bint zo leventig, wij zult wel onweer kriegen (Wapserveen)

    Dat is wel zo'n leventig kind! (Valthermond)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...