linker bijvoeglijk naamwoord, bijwoord
  1. linker

    Woj de linker of de rechter hebben? (Balloo)

    De buusdoeken ligt in het linker lagien (Oosterhesselen)

    Ik heb je rechterhaansk wel vunden, maor waor is de linker (Gasselte)

    link

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...