lobberig bijvoeglijk naamwoord, Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: laobig, lobbig (Zuidwest-Drenthe Zuid)

  1. lobbig

    Doe mos dat meel mit water anmaken, tot het lobbig wordt

    Van veule melkdrinken wojje lobberig (Barger Oosterveld)

    Kalverdrinken mot lobberig wezen (Drouwen)

    Aj vleisnat kaold laot worden, dan kan dat zo lekker lobberig worden (Hijken)

    Zie ook:
  2. dik, kwabbig

    Een lobberige hond (Klazienaveen)

    Wat een lobberige kerel is dat toch wörden (Padhuis)

    sobbig

    Zie ook:
  3. lodderig(Zuidwest-Drenthe Zuid)

    Hij keek zo lobberig uut de ogen (Hoogeveen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...