Spellingvarianten als bij: loege
stapelen, netjes neerleggen
Dat voor törf is goed loegd, maor daor had nog wal een loege bij op kund (Emmen)
De vrouwlu lougen törf op het schip (Emmer Compascuum)
Niet elkenein kan goud lougen (Roderwolde)
Aj de rogge in huus deden mus ie loegen (Dwingelo)
Jan giet loegen. Die kan het goed en dan kriej gien schieve bulten (Erica)
laogen
vaten