loeren II
  1. onpers. ww. (zo, zwz, vk)stil en gehorig zijn van weer, waarbij vaak ander weer op til is

    Het loert in de lucht, het kan best begunnen te vraizen (Valthermond)

    Het loert er umme, dat het zal gaon vriezen

    Het loert wat

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...