loerig bijvoeglijk naamwoord, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)

Ook: loerachtig (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), loerderig (Midden-Drenthe), (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte))

  1. gezegd van weersomstandigheden, meestal bij vorst, waarbij het erg gehorig is en verandering van wee

    Het is zo loerachtig in de locht, daor kan wal winter achter zitten (Barger Compascuum)

    loeren II

    lusterig

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...