loering -s, de, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe Noord

Ook: appelloering (Midden-Drenthe), hieste (Zuidwest-Drenthe Noord), loerink

Bron: H. Tiesing & J. Bergsma, Woordenboek, bevattende Drentsche woorden en spreekwijzen. Groningen 1906 & J. Bergsma, Woordenboek, bevattende Drentsche woorden en spreekwijzen. Groningen 1906
  1. bergplaats voor nog niet geheel rijpe appel

    De jongs stopten appels in de loering (Oosterhesselen)

    Ik heb nog een paar loerings in het heui (Sleen)

    appelloering

    (appel)hörk, mölle

    Zie ook:
  2. spaarpot (md) of brandkast(Midden-Drenthe)

    Of en toe stop ik wat geld achteroet in de

    loering (Borger)

    hoerink

    Zie ook:
  3. zin(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

    Die hef wal wat in de loering; wat, dat weet ik niet (Sleen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...