lucifer -s, de, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe

Ook: lucefer, lucifers (Midden-Drenthe), (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), lucifar (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), (Zuidwest-Drenthe), lucifars (Zuidwest-Drenthe), luce...

  1. lucifer

    Doe mij is 'n lucifers, mien sigaar is oet (Eext)

    Ik heb wal tebak, mor heb ie misschien lucefars in de buse? (Hijken)

    Hij lop met lucifers

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...