lut II bijvoeglijk naamwoord, Kop van Drenthe, Veenkoloniƫn, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe
  1. blut

    Ik heb aal knikkers verspeuld, ik bin lut (Stieltjeskanaal)

    Hij is lutters (Meppel)

    Lut en Lazerus gingen saomen naor de kroeg; toen ze weerom kwammen, was Lut Lazerus en Lazerus lut (Norg)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...