mörmel -s, dehet, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)

Ook: mormel, murmel (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

  1. mormel, gezegd van dieren

    De vrouw vuulde zuk beledigd, toen ze hèur hondtien een mormel nuumden (Zwinderen)

    Ik begriepe niet det ze zo'n biesien anhaalt, het is jao zo'n lillijk mormel (Koekange)

    Zie ook:
  2. van personen

    Dat is zo'n raer mormel, daor kuj gien peil op trekken (Wapserveen)

    Wat is dat een maal mormel

    Een vet mormel

    Wat een vies mörmel (Coevorden)

    Wat wil dat mormel toch, hij hef toch niks in te brengen (Klazienaveen)

    Wat een lekker mormeltien

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...