Ook: gemank, manken, mank, maank II, maanken (Midden-Drenthe), (Zuidwest-Drenthe Zuid)
Bron: J. Pan, Drenthsche woorden en spreekwijzen. Assen 1848tussen
Ze hebt hum der maank neumen (Coevorden)
Daor mot ik wel even maank, want de kinder houwen mekaor as ketellappers (Valthermond)
onder, temidden van
De eerpel levert niet best, der zit völ kleinties maank (Schoonebeek)
Hij houwt er in om as maal Jan maank de hounder (Roderwolde)
bij(Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe Zuid)
Maank de proemen zitten
De jonge zat de boer maank de paren (Ruinen)
door(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))
Maank mekaar doen
Het zit maank mekaar