maank I voorzetsel, Midden-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: gemank, manken, mank, maank II, maanken (Midden-Drenthe), (Zuidwest-Drenthe Zuid)

Bron: J. Pan, Drenthsche woorden en spreekwijzen. Assen 1848
  1. tussen

    Ze hebt hum der maank neumen (Coevorden)

    Daor mot ik wel even maank, want de kinder houwen mekaor as ketellappers (Valthermond)

    Zie ook:
  2. onder, temidden van

    De eerpel levert niet best, der zit völ kleinties maank (Schoonebeek)

    Hij houwt er in om as maal Jan maank de hounder (Roderwolde)

    Zie ook:
  3. bij(Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe Zuid)

    Maank de proemen zitten

    De jonge zat de boer maank de paren (Ruinen)

    Zie ook:
  4. door(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

    Maank mekaar doen

    Het zit maank mekaar

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...