maltapig bijvoeglijk naamwoord, bijwoord, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe Noord, Zuidwest-Drenthe Noord, Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: malstaepel, maltaobel, maltaepelig (Zuidwest-Drenthe Noord), maltaopel (Kop van Drenthe), maltapelig (Zuidwest-Drenthe Zuid), maltiepig (Midden-Drenthe), (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), maltierig (Midden-Drenthe), (Zuidwest-Drenthe Zuid), maltepel (Zuidwest-Drenthe Zuid), maltepig (Midden-Drenthe), (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), maltentig (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), (Zuidwest-Drenthe Zuid)

  1. uitgelaten, druk

    Ie kunt wal maarken dat vandaege de vakaansie begunt, de kiender bint jao zo maltaepig (Diever)

    Zie ook:
  2. onrustig, druk(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

    Wat is dat een maltapig pèerdtien (Sleen)

    maltentig

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...